Krentenbrood

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

foto: oudpapendrecht.nl

Klerk

Het woord 'klerk' is al heel lang geleden in onbruik geraakt in ons Nederlands. Een klerk was iemand die op een kantoor zat om de financiën van een bedrijf in de gaten te houden en eventueel betalingen te verrichten op last van de baas. De vader van een vriend van mij was klerk bij een bedrijf dat handelde in oude metalen, de firma Zegelaar. Kees Zegelaar. Hij was de schoonvader van zijn werknemer, zodat het min of meer een familiebedrijf was.

Blijkbaar liepen de zaken goed want hij liet een fraaie bungalow bouwen en hield er - als één van de weinigen in het dorp - een auto op na, zoals het in die tijd gebruikelijk was met 'vleugels', niet zo uitbundig en overdreven als de Amerikanen het deden, maar toch.

Volgens mijn vriend, die overigens ook Kees heette, was het de beste auto die er bestond. Dat nam ik dan maar voor kennisgeving aan want het enige wat ik van auto's wist, was dat je er niet vlak voor moest oversteken om een onzachte aanraking met de verchroomde bumper te voorkomen. Op de snelheidsmeter stond als hoogste snelheid '300' en mijn vriend dacht echt dat hij zo hard kon rijden. Ik geloofde het maar half, want Stirling Moss, een destijds beroemde coureur, die kwam niet aan de driehonderd in zijn omgekeerde kano op wielen. 

Míjn opa reed in een Daf - de auto met het pientere pookje - maar hij reed nooit harder dan zeventig. Ook niet op de snelweg trouwens. 

In de loods, waar veel van Kees's ijzerhandel lag opgeslagen, mocht ik weleens rondsnuffelen samen met vriend Kees. Mijn belangstelling ging vooral uit naar een paar afgedankte schijnwerpers, waar enorme lenzen in betere tijden moesten zorgen voor een ver bereik van de lichtbundel, maar ik dacht voornamelijk aan een sterk brandglas om fikkie te stoken in de 'achtertuin'. Helaas wist mijn moeder daar een stokje voor te steken, door die lens op een plaats te verstoppen waarvan ze dacht dat ik er niet naar zou  zoeken: onder het aanrecht, in één van die beschimmelde stinkkastjes.

Tegenover de loods lag de Matenastoep, met daarnaast het met gras begroeide talud, met iets verder naar beneden het huis van mijn oom Jan en tante Annie. Inmiddels was het winter geworden en een dik pak sneeuw was voor de kinderen op het Oosteind een geweldig geschenk. Dat vond Kees ook, en haalde zijn slee tevoorschijn om eens een lekkere roets naaar beneden te maken. Helaas voor hem had iemand ergens op het talud een metalen pijp in de grond geslagen, maar door de dikke laag sneeuw voor het oog verborgen werd, en Kees, onkundig van de aanwezigheid van die pijp, met een noodgang naar beneden gleed en met zijn been tegen die pijp eindigde.

Het resultaat was een gebroken onderbeen en dreigde er een geneesperiode van acht weken.

Zo kwam het dat ik 's morgens naar school liep, in het kielzog van Kees op krukken, die tot zijn lies in het gips zat en dat wij samen zo ongeveer het langzaamste duo waren in ons land.

Mijn vriend is later zelf een bedrijf in oude metalen begonnen.

 

Reactie plaatsen

Reacties

Janny
17 dagen geleden

Mooi verhaal van mijn zwager Siem Zwaan,dit verhaal is bij ons in de fam.niet bekend,haha

Leen van der linden
17 dagen geleden

Hey Jaap leuk verhaal, maar ik heb ook een ome kees gehad die in oud ijzer handelde tegenover de matena stoep. Ik heb daar vroeger ook wel eens gewerkt voor een kleine bijverdienste zoals kabels strippen voor het koper.


Pa 

De zwager van mijn vader, oom Cees, had qua werk niet echt veel zitvlees. Ik was een jaar of zeven toen hij op zondagmiddag langs kwam, om te vragen of pa en moe die net aan de thee met een chocolaatje zaten, toevallig niet verlegen zaten om balpennen. Niet zómaar balpennen, nee, DOT driekantbalpennen! Dat waren handige pennen wist oom Cees te vertellen, ze lagen namelijk goed in de hand, omdat ze driehoekig waren. Blijkbaar was hij plotseling pennenverkoper geworden, hét gat in de markt zal hij gedacht hebben, maar veel verkocht hij niet. 

Daarom heeft hij een poosje later een ijscokarretje aangeschaft, waarmee hij dan met een witte jas aan over de Sliedrechtse dijk hobbelde, ook als het buiten maar vier graden was. Misschien was hij niet de juiste man om iets te verkopen wat mensen beslist niet wilden hebben. Die mensen bestaan namelijk.

's Zomers, als het lekker warm was buiten, gingen we meestal zwemmen op een strandje rechts van de hoogspanningsmast aan de rivier. Dat strandje is er niet meer helaas. Ome Cees en tante Rense gingen ook soms mee en kleedden zich om in een tent die pa opgezet had. Ome Cees met zo'n ouderwetse katoenen zwembroek en een grote witte lap om zijn buik. Dat was een hilarische voorstelling, hij met dat spanlaken om zijn lijf en tante Rense in een badpak dat drie maten te klein was. Ik mocht echter niet lachen van ma.

Omdat iedereen het buitengewoon gezellig vond, besloot het organiserend comité om datzelfde jaar 's winters met zijn allen overdwars te gaan - dat wil zeggen lopend of schaatsend over de sloten en weilanden tot we bij de Achterdijk waren, naast de provinciale weg. En dat gebeurde dan ook. Pa, ma, oom Cees, mijn broer Joop en ik gingen welgemoed op pad.

Het probleem was dat het de vorige dag had gedooid, maar een mager nachtvorstje had over het laagje smeltwater een dun vliesje ijs geproduceerd, en dat loopt en schaatst lastig, dat kan ik iedereen garanderen.

Pa wilde ook wel weer eens schaatsen en bond mijn Friese doorlopers onder, en hoewel zijn roots in Friesland lagen, was het natuurlijk vragen om problemen. Na enkele clowneske bewegingen die een snelstart moesten voorstellen, lag hij binnen de kortste keren languit op zijn rug en had zich dermate bezeerd, dat we hem met vereende krachten weer naar huis moesten helpen. Daarna heeft hij minimaal drie weken op bed gelegen.

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

De Jan Ligthartschool, met in het achterste gedeelte de Julianaschool. (foto: Regionaal Archief Dordrecht)

 

School

Mijn moeder vond dat ik als kleuter maar eens wat moest leren, en 'deed' me op een kleuterschool, vrijwel tegenover de openbare Jan Ligthartschool met daarachter de Julianaschool voor christelijk lager onderwijs. Die kleuterschool was óók op christelijke leest geschoeid en op zondagen tevens een zondagsschool, maar daar hoefde ik gelukkig niet naartoe, ons gezin was wat ze ongelovig noemden.

Op een dag was één van de kleuterjuffen jarig, maar ze zou volgens de andere juf later komen om de een of andere reden. Later begreep ik dat wij een verrassingslied moesten zingen voor de jarige Jet.

Nu wil het geval dat ik - ook toen al - nogal nieuwsgierig was, en ging stiekem in een andere ruimte kijken, waar het personeel zich in terug kon trekken indien nodig, en waar ik eigenlijk niet mocht komen. En ja hoor, daar zat de juffrouw die zogenaamd later kwam, bezig met een haakwerkje, totat ze een seintje zou krijgen en dan als een verloren dochter ten tonele zou verschijnen.

Ze luisterde in haar verstopplaats gewoon mee, om even later te worden geacht 'Wat een geweldige verrassing!' te roepen.

Maar zo ging het niet. Ik liep de klas weer in en riep dat de juffrouw in het hok ernaast daar lekker zat te haken en dat ze helemaal niet te laat was. Dit voorval luidde min of meer mijn afscheid van dat kleutercollege in. 

Met mijn zesde jaar moest ik naar de 'grote' school, de Jan Ligthartschool, waar in de eerste, tweede en derde klas juffrouw Van Wijngaarden de scepter zwaaide. Ze was eigenlijk al met pensioen, maar blijkbaar liep het niet storm met sollicitaties,

Veel mensen verhuisden van het Oosteind naar nieuwere gedeeltes van ons dorp, mede door het afbreken van woningen buitendijks, zodat ook het aantal kinderen op de school dramatisch daalde tot zestien. Alle klassen bijelkaar opgeteld. 

In klas zes verzorgde meneer (Simon) Zwaan de lessen. Hij was 's morgens knap chagrijnig, zeker als het regende want hij kwam op een motorscooter, en dan moest dat zware apparaat de school nog in via een plank, waarbij de kinderen mee moesten duwen. Eén keer liep het mis, toen liep het voorwiel van de plank en lag Zwaan innig omstrengeld met zijn scooter op het stoepje. Niemand durfde te lachen.

Hij kon bij vermeende onregelmatigheden bijzonder hard optreden, daarbij gebruikte hij ook míjn hoofd als doelwit, juffrouw Van Wijngaarden hield meer van oortrekken, en niet zelden kwam de volgende dag een boze moeder verhaal halen omdat een zoontje of dochtertje een uitgescheurd oorlelletje had opgelopen. 

Af en toe nam iemand een bal mee om op het schoolplein te kunnen voetballen. Veelvuldig vloog de bal over de betonnen schutting, richting Huiberdien, die daar een buurtwinkeltje dreef. Als we de bal weer heelhuids in bezit wilden krijgen moesten we snel zijn, want ze sneed hem met een broodmes kapot 'omdat de tuin zo een puinhoop werd', daarmee bedoelde ze een lapje aangeharkt moeras, waar zelfs geen brandnetel of distel op wilde groeien. 

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Lijnie van der Brug Bos
een maand geleden

Leuk ook ik heb in de eerste klas nog jufrouw van Wijngaarden gehad .Daarnet Jufrouw van Vught van Werven dat was een jonge lieve Jufrouw


Foto: oudpapendrecht.nl

Middenstand

In de talrijke winkeltjes die in de jaren zestig langs de dijk gevestigd waren, werden vrijwel identieke zaken verkocht, behalve dan de kolenboeren, die verkochten meestal ook aardappelen. Ook aan melkboeren hadden we geen gebrek. Bij ons op het Oosteind kwam er een met een bakfiets, waarop een grote ketel stond waarin zich een flinke slok melk bevond totdat mijn broertje, bij afwezigheid van de melkboer, de kraan van die ketel opendraaide, met als resultaat een glibberige asfaltlaag en een schadepost voor het huishoudbudget van ons gezin.

Op de hoek van de  Dijk en de Edelweislaan (voorheen Vrijheer van Eslaan) schuin tegenover de beruchte pisbak, die tot ver in de omgeving een bepaalde kruidige lucht verspreidde, was de kruidenierswinkel van Kraaijeveld gevestigd. 'De sperwer spiedt naar wat u voordeel biedt!', stond er op de etalage. Ik kwam daar nogal vaak, want daar kon men de enige echte blikzult kopen, ook een soort boterhamworst, maar dan lekkere.

Als ik daar binnenkwam werd ik meestal geholpen door een jong meisje van een jaar of vijftien, gehuld in een spierwit en perfect gestreken schort, zo eentje die je wel op middeleeuwse schilderijen ziet, en Saartje van Swiebertje had  er ook zo een aan. 

Hoe het meisje heette weet ik niet, maar de vrijwel permanente blos op haar wangen, zodra ik binnenkwam, staat me nog altijd bij. Het was dan ook een deceptie om aan iemand die stond te blozen een paar ons blikzult te vragen.

Terwijl ze probeerde  het kartonnen schaaltje met blikzult in een zakje te schuiven, liet ze het per ongeluk uit haar handen vallen. Toen moest ze opnieuw beginnen. Inmiddels had ze de kleur van een overrijpe aardbei, maar de tweede keer lukte het wel, ik betaalde en rende weer naar de overkant, waar ik er achter kwam dat de blikzult nog in de winkel lag. Weer naar de winkel, waar ze al met mijn aankoop in de hand te stond te wachten. Toen kreeg ik ook een blos op mijn wangen.

In de winkel aan het Bosch, waarnaast nu nog steeds koffiebar De Schor gevestigd is, bediende melkboer Kok zijn klanten. Toen hij er mee ophield kwam er een Chinees 'afhaalrestaurant' in. Deze werd niet gerund door een Chinees, maar door een Nederlandse man, gestoken in een witte doktersjas. De winkel was vrijwel leeg, net als de toonbankvitrine en klanten waren er ook niet. Aan de muren hingen grote foto's van Chinese lekkernijen, en in de wand naast de toonbank zat een luikje. Aan de klantenkant van de toonbank zat een deur, waar waarschijnlijk de keuken gesitueerd was. 

De man schreef mijn bestelling op een papiertje, deed het luikje omhoog en schoof mijn bestelling de keuken in, maar ik hoorde niemand juichen. Daarna liep hij om de toonbank heen en liep door de deur naar de keuken. Plotseling schoof het luikje weer omhoog en kwam, vakkundig in de voorpagina van Het Vrije Volk ingepakt, mijn bestelling. Zonder sambal.

Het was al snel gedaan met die afhaalnederlander.

 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Ellis
2 maanden geleden

Mooi Jaap, goeie ouwe tijd..

Sander Stevens
2 maanden geleden

Beste Jaap,

Wat een leuk verhaal! We zijn met oud-papendrecht bezig met ons nieuwe boekje (uitgave ergens rond de zomer) en dat gaat over ondernemers in Papendrecht die al meer dan 50 jaar in Papendrecht gevestigd zijn. Een aantal persoonlijke verhalen vanuit de ondernemers, maar ook veel ervaringen van bewoners. Zou ik je verhaaltje mogen gebruiken? Uiteraard met bronvermelding.

PS: bedankt voor de bronvermelding van onze foto! Wordt gewaardeerd.

Mvg,
Sander Stevens
Oud-Papendrecht.nl

Lijnie van der Brug Bos
2 maanden geleden

Dat winkel meisje was volgens mij Mijnie de Bruin .Begin jaren 70 werkte zij bij Bakkerij Vlot waar ik toen ook werkte .mooi verhaaltje weer !

Ed de Groot
2 maanden geleden

Ach ja dat is de oude tijd Jaap en nu gaat alles met een computer.
De tijden veranderen!